woensdag 28 oktober 2009

Harde klappen tijdens de repetitie

Door Jella Pichotte


De terrastafels vliegen door de kleine oefenruimte in de Cliffordstudio. De net opgehaalde decorstukken voor de voorstelling 'Normaal gesproken wel' moeten het na een zorgvuldige schoonmaakbeurt van regisseuse Ilgin Abeln meteen ontgelden. In diepe concentratie onderzoeken drie acteurs wat zij met een tafel kunnen. De acteurs gaan niet zachtzinnig om met de tafels, maar ook niet met zichzelf.

De voorstelling 'Normaal gesproken wel' is een samenwerking tussen regisseuse Ilgin Abeln en acteur Thijs Gilbert. “Wij hebben bij ons concept ingediend bij 'Hollandse Nieuwe' en nu staan we hier,” zegt Abeln. Het thema 'Verleiding' van HN11 komt terug in de voorstelling. De theatermakers onderzoeken het mechanismen van verleiding en de ruis die daarbij optreedt. Abeln: “Het stuk gaat over vijf mensen in een café aan de bar. Vijf mensen, vijf culturen. Het gebak is op, de tap is leeg. Buiten staat het verkeer muurvast.”


Veel repetitiedagen
Het is woensdagmiddag en de acteurs hebben nog drie dagen om een groot deel van hun voorstelling af te krijgen. “Zaterdagmiddag 16 uur moeten wij aan onze begeleider Jan Taks een deel laten zien”, vertelt de regisseuse tijdens de repetitie. “Wij hebben alle repetitiedagen die beschikbaar waren gereserveerd. Vandaag oefenen alleen Thijs Gilbert, Thijs Bloothoofd en Leena Keizer. De andere twee spelers, Daniel Hayward en Julia Mitomi, komen morgen en vrijdag weer. Maar echt compleet zijn we pas weer vrijdag en zaterdag. Vanwege alle individuele afspraken is het niet anders mogelijk”.

Harde klappen
In stilte staan de acteurs elk achter een kleine vierkante terrastafel met een zware poot. De beide Thijsen beginnen hun onderzoek door op hun buik over hun tafel te hangen. Keizer kiest ervoor om meteen rond de tafel te trippelen. Abeln houdt aan de zijkant alles goed in de gaten en noteert in een schrift welke bewegingen bruikbaar zijn voor de voorstelling. Bloothoofd onderbreekt de stilte door de zware tafel die hij boven zijn hoofd te tillen en met een harde klap te laten vallen. Liggend op zijn rug lift hij de tafel een paar keer op zijn voeten op en neer. Opnieuw komt de tafel met een harde klap neer.

Naast hem kronkelt danseres Keizer onder en over de tafel. Met een geconcentreerde blik probeert ze verschillende houdingen uit. Wanneer ze staand op de tafel iets probeert te doen, valt de tafel met een harde klap om en ligt Keizer op de grond. Als Abeln geschrokken opstaat en de inhoud van haar tas over de vloer uitstrooit, wuift de danseres quasi nonchalant alle bezorgde blikken weg. Om niet veel later de tafel op haar buik te krijgen.

Alleen Gilbert houdt het rustig. Hij staat op de omgekeerde tafel, kruipt er onder door en leunt er tegen aan. Met een ontspannen blik bekijkt hij zittend op zijn tafel de inspanningen en de rood aangelopen gezichten van zijn collega´s en de bomen buiten. Zijn handen weggestopt in zijn broekzakken.

Reus onder te kleine tafel
Met de resultaten uit hun onderzoek-uurtje, zetten de acteurs een solo in elkaar en laten deze zien. De solo’s zijn totaal verschillend, maar hebben volgens Abeln elk een ontzettend sterk beeld in zich. `Ik zie een heleboel letterlijke bewegingen uit de onderzoeken terug bij Keizer en Bloothoofd,` roept de regisseuse. Gilbert begint zijn solo als een reus onder de te kleine tafel. Helemaal opgevouwen zit hij om de tafelpoot verstrengeld om heel rustig en beheerst er onder vandaan te komen. Tijdens zijn solo tilt hij de tafel ver boven zijn hoofd alsof hij een overwinning heeft behaald. Maar met een tederheid in zijn ogen legt hij de tafel neer op haar kant, haar nek ondersteunend.

‘I’m sticking with you’
Abeln is blij met de solo’s en de onderzoeken. “Ik heb veel bruikbare dingen gezien en opgeschreven,” zegt de regisseuse blij. Na alle lichamelijke inspanningen met de tafels, vinden de acteurs dat het tijd is voor een muzikale intermezzo. De songteksten van ‘I’m sticking with you’ en de Ipod komen tevoorschijn. Het geluid van tafels die met een harde klep vallen, is vervangen door de klappen op de maat die Gilbert aangeeft.



Wo 4 november, 20:30 uur, Machinegebouw 1
Do 5 november, 18.30 uur, Machinegebouw 1

dinsdag 27 oktober 2009

Brandpunt

Interview met Lenne Koning, Vrije Val.
Door Lucy van de Wiel


In een café als vleesgeworden VTwonen spreek ik Lenne Koning, regisseur van het fysieke en confronterende stuk Vrije Val. We zitten op harde stoeltjes aan een design tafel. Een serveerster zet een doos thee tussen ons in. ‘Welke zou jij kiezen?’ vraag ik. De melanges hebben namen als Chinese Oolang Splash en Hollandse Appeltaart. ‘Niet de Liefdesmix,’ zegt ze. Haar ogen doen denken aan de zee. ‘Liever iets dat smaakt naar rook.’

Vrije Val is één van de slotstukken van het Hollandse Nieuwe festival en zal worden uitgevoerd in het Machinegebouw van de Westergasfabriek. ‘De ideale locatie,’ vindt Koning. ‘Niet zo gepolijst als hier (ze wijst naar een trendy spiegel). Ik zocht een rauwe ruimte, onvertrouwd terrein. Een toevluchtsoord om je tegen muren te werpen, waar je uit je voegen mag barsten. Een eenzame plek, maar wel één met geschiedenis—waar de nagels nog in de wanden staan.’

In deze ruige setting onderzoekt Vrije Val het moment waarin je grip op jezelf en de wereld verliest. ‘Bijvoorbeeld als iemand die op de rand van een flatgebouw staat, of naast een open luik in een vliegtuig zit, en dan de diepte in springt. Die momenten zijn zo groot dat ze je beangstigen en je er tegelijkertijd naar verlangt.’

De recent afgestudeerde (2006) regisseuse zoekt in haar werk persistent emotionele intensiteit op. Ze vraagt overgave en openheid van de acteurs en het publiek, en vooral van zichzelf: aanleiding voor het concept van Vrije Val is de zelfmoord van haar vader. In het stuk vertaalt ze het idee van de val naar iets dat breder, herkenbaar en noodzakelijk is.

‘Het is menselijk om vastigheid te zoeken. Om wortels te schieten in huizen, mensen, gewoontes. Ik zoek naar wie we zijn zonder wortels, als we durven zoeken en durven loslaten.

Zo regisseer ik ook.

Lopend over straat zie ik beelden, wordt de kern van het stuk steeds meer duidelijk. Thuis schrijf ik een onaffe gedachte met dikke marker op een kaartje: Hij vertelt, drie mensen met maskers luisteren. Maar ik kan het niet zo neerzetten; ik moet voorbij controle en structuur, de confrontatie aangaan. Samen met de acteurs zoek ik voortdurend momenten waarin we het onbekende in de ogen kijken.’

Dat leverde al tijdens de eerste repetitie een voelbare spanning op. Trillend, gillend en grijpend zochten de acteurs naar de grenzen die schaamte, angst en het lichaam aan expressie stelt. Ze sprongen, zongen en trokken elkaar door de ruimte. Koning spoorde hen aan: ‘Word maar moe. Zing juist als je nog buiten adem bent.’

De lichamelijkheid van het spel tijdens de repetities was opvallend. Als toeschouwer van acteurs die zich in vervoering tegen elkaar en tegen de muren werpen, kijk je zowel met je ogen als met een empathisch lichaam.

Koning: ‘Als een stuk me echt raakt, komt het tot hier (ze houdt haar hand onder haar kin). Je voelt het. Het is echt.

Om dat te bewerkstelligen heb je een directe stijl nodig. Als het spel te netjes is, wordt het ongevaarlijk. Een inkaderbare vorm zorgt er voor dat je als publiek het schouwspel op afstand kan brengen. Je denkt: oh, dat zit zo en zo.

Als de acteurs laten zien dat zij werkelijk moe worden, dat ze fysiek moeite hebben met uitbeelden, dat zij de grenzen opzoeken van hun kunnen, dan voelt het publiek dat ook.

Ik wil theater maken dat niet in je smoel gedrukt wordt. De acteurs moeten zelf met de billen bloot, en durven risico’s te nemen, zodat het publiek deelgenoot wordt.’

‘Het theater van de Duitse Sasha Waltz is zo direct, dichtbij. In Insideout liepen acteurs en bezoekers door hetzelfde decor. De acteurs renden wild rond en schreeuwden door megafoons: 'Mag jij hier wel zijn?' Na het chaotische spel, nam een choreografie zich van hen meester. Alle acteurs sprongen tegelijkertijd, ze renden allemaal tegen een muur. Ze vielen samen op de grond. Dat moment, dat ervoer ik als het brandpunt tussen controle en vervreemding.’



In het promofilmpje voor Koning’s stuk zijn we op een strand. Iemand verschuilt zich achter houten kleedschermen waar Vrije Val op staat geschreven. Ik vraag Koning naar haar visie op vrijheid. Ze kijkt naar de wolken buiten het café, neemt de tijd.

‘Laat ik het zo zeggen. Iedereen kent grote twijfel, wrijving, onrust, onzekerheid. In Vrije Val laten we de controle daarover los. Doodeng. Maar de angst daarvoor hoef je niet veroordelen. Je kan ook beseffen dat het leven onzeker is en dat zo laten zijn. Dat is een soort vrijheid.

Op die dynamiek tussen angst en verlangen varen, dat aandurven, en het brandpunt tussen die twee opzoeken. Dat verbeeld ik, dat wil ik het publiek laten voelen. Soms moet je je verschuilen in de Westergasfabriek om dat te kunnen doen.´

‘Vrijheid is voor mij geen romantisch, zoet idee. Juist in de angsten die in de vrije val zichtbaar worden, schuilt een schoonheid. Die is niet zalvend. Eerder voel ik: godverdomme, dat is heel mooi. Dat geeft mij kracht. Daarom ga ik voortdurend de confrontatie aan met daar waar het schuurt, het ruw is, het wrijft. Daar is het vuur.’


Vrijdag 6 november, 22:00 uur, Machinegebouw Bestel
Zaterdag 7
november, 20:00 uur, Machinegebouw Bestel

Strugglen met een Tafeltje

Door: Maaike Schuurmans

‘WERK’ schrijft één van de jongens in het condens op het raam van de studio waar de repetitie zojuist van start is gegaan. ‘Werkzweet’, zegt hij er nog bij, of ‘angstzweet’, denk ik er achteraan.
Aan de vooravond van het Amsterdamse theaterfestival Hollandse Nieuwe 11 (4 t/m 7 november) bezoek ik, deelnemer aan het speciaal voor Hollandse Nieuwe samengestelde cultuurjournalisten scholingstraject, een repetitie. Ik ben op bezoek bij Ilgin Abeln (regisseur) en Thijs Gilbert (acteur) die samen met nog vier acteurs op het festival hun montagevoorstelling Normaalgesproken Wel gaan brengen. Een voorstelling gebaseerd op improvisatie. Al een aantal repetities zijn zij bezig en nu val ik zomaar op deze regenachtige ochtend binnen. Aanwezigen naast Ilgin en Thijs zijn vandaag Leena Keizer en Thijs Bloothoofd.

Leena sleept een lunchtafeltje naar het midden van de studio, kijkt ernaar, en gaat er als een zeemeermin met melancholieke blik op zitten. vervolgens verplaatst zij zich soepel op, onder en met de tafel van de ene houding naar de andere. Onder de indruk van deze bewegingssequens kijk ik stil toe. Maar de reacties van de anderen zijn niet zo enthousiast als verwacht. En dan begint het mij te dagen. Thijs en Thijs worden geacht het zojuist getoonde bewegingsonderzoek van Leena met het tafeltje óók uit te voeren! Daar staan ineens twee grote mannenlijven achter Leena, met ieder ook een tafeltje - dat ineens heel klein lijkt, of de twee jongens heel groot – klaar om de soepele bewegingen van de veel kleinere Leena over te nemen. Tafels kraken, vloeren bonken, de ramen beslaan en twee Thijsen zuchten; ‘dit is wel ingewikkeld hè?’ ‘Als een worm’ zegt Leena. ‘ik kan dat niet’, zegt de ene Thijs tegen Leena; ‘dat is een fysieke grens die jij niet hebt maar ik wel.’ Maar opgegeven wordt er zeker ook niet. ‘Mijn ego zegt: je kan het heus wel!’, brult de andere Thijs.

Ilgin kijkt toe en geeft aanwijzingen vanaf de kant. Met elkaar wordt gezocht naar de beste manier waarop de Thijsen de verschillende bewegingen kunnen uitvoeren. ‘de struggle is ook mooi’, roept Ilgin. En dat is waar, inmiddels zijn er drie mensen te zien die - ieder op eigen wijze - de controle met zichzelf en het tafeltje proberen te behouden, en daarbij niet opgeven. Wanneer Thijs en Thijs de bewegingen onder de knie krijgen zie ik drie mensen met hetzelfde doel, en dezelfde weg daar naartoe, maar een eigen manier waarop die weg wordt afgelegd. Plots valt een Thijs met zijn tafeltje en vliegt het notitieblokje van Ilgin door de studio. Iemand zet de verwarming zachter, Leena showt haar blauwe plekken – met een lach, dat wel. Vraag me af of Hollandse Nieuwe goed verzekerd is voor ongevallen. Inmiddels gaat de repetitie weer verder,‘kom maar uit bed’, roept Ilgin, en ik kijk.

De uiteindelijke voorstelling zal gaan over ‘vijf(!) mensen in een café aan een bar’. Van die vijf zijn er in deze repetitie drie te zien en ik wordt erg nieuwsgierig naar de ander twee stamgasten. En naar de rest van de voorstelling: ‘terwijl de informatie over de crisis het café binnensijpelt, besluiten ze toenadering tot elkaar te zoeken’, staat in de folder. Ook ben ik benieuwd wat er in de voorstelling te zien zal zijn van het noeste repetitiegeweld van deze ochtend (ik hoop veel!).

Van angstzweet is inmiddels geen sprake meer, maar gezweet wordt hier. Wanneer aan het einde van de ochtend de studio verlaten wordt staan de letters WERK nog steeds in de condens op het raam.


Wo 4 november, 20:30 uur, Machinegebouw 1
Do 5 november, 18.30 uur, Machinegebouw 1

maandag 26 oktober 2009

‘Wat er wel niet is’ kan nog komen


AMSTERDAM - Acteren zat er niet in, tijdens de eerste repetitie voor ‘Wat er wel niet is’ van schrijfster Kim Buntsma. Eerst moest het gezelschap uitvinden wat ze eigenlijk moeten spelen. Regisseur Aat Ceelen: ‘Ik mag een boon zijn als ik er iets van snap.’

Zeven uur ’s avonds. Een voormalig schoolgebouw aan de Kempenaerstraat. In het hoekje van een verder leeg klaslokaal zitten vijf mannen en vrouwen aan een tafel. Over twee weken moeten zij een gepaste uitvoering bedacht hebben voor het stuk ‘Wat er wel niet is’, van Kim Buntsma.

De acteurs kennen elkaar allemaal niet. Aan regisseur Aat Ceelen de taak om het geheel op de rails te krijgen. Hij is dan ook veel aan het woord. Hij vertelt wat de mogelijkheden zijn, wat ze wel en niet kunnen veranderen aan het script. ‘Dit stuk is nu van ons, niet van haar,’ benadrukt hij. ‘Maar we gaan er wel voor zorgen dat het straks weer van haar is,’ voegt hij er aan toe. Elders in Amsterdam zucht iemand van opluchting.

Kim Buntsma schreef ‘Wat er wel niet is’ als inzending voor de elfde editie van Hollandse Nieuwe. Dit theaterfestival biedt beginnende schrijvers en makers de kans om een groot publiek te tonen wat ze in huis hebben. De acteurs krijgen een stuk toegewezen en moeten zich daar maar mee redden.

Iets veranderen aan het script wordt al snel een aantrekkelijke optie voor de toneelgroep. ‘Ik mag een boon zijn als ik er iets van snap,’ biecht Ceelen op. Alle aanwezigen zijn het erover eens dat dit geen eenduidig stuk is. Wat bedoelde de schrijfster hiermee? De karakterprofielen lijken wel psychiatrische dossiers. Speelt het zich af op een kantoor of in een inrichting? Middels een gesprek dat niet had misstaan in een filosofieworkshop, ontdekken ze beetje bij beetje met welke gedachte het script geschreven zou kunnen zijn.

De achterliggende gedachte is duidelijk, maar ook de toon van het stuk staat ter discussie. ‘Het lijkt op sketches, het lijkt op oneliners, maar dat is het niet,’ peinst Ceelen. Acteur Leo Janssen krijgt associaties met de film One Flew Over The Cuckoo’s Nest. ‘Ik vind het ook een beetje een eng stuk,’ gooit hij in de groep. Ze laten dit vraagstuk even voor wat het is. ‘Dit moeten we gaandeweg met elkaar uitvinden,’ denkt Ceelen.

Samen nemen ze het stuk helemaal door. Ieder leest zijn eigen rol op. Aangezien de persoon die Meneer Piemelfeef moet spelen niet kon komen, neemt de regisseur die rol voor zijn rekening. Gaandeweg proberen de acteurs de juiste toon voor hun personage te vinden. Uit angst dat hij de rest overschreeuwt, probeert Janssen een stil typetje uit. Zelf is hij hier tevreden over, maar de regisseur ziet juist wel wat in een extreem uitbundige vertolking van de rol.

Half tien. De groep gaat uit elkaar zonder voor een definitieve vorm te hebben gekozen. Die twee weken voorbereidingstijd lijken opeens een stuk korter. Dramaturg Celine Buren ziet het in ieder geval zonnig in. ‘Dit wordt briljant, omdat er nog niets is,’ grapt ze.

Op het festival is er wel iets. ‘Wat er wel niet is’ is te zien op de volgende tijden:
Donderdag 5 november, 21:30 uur, Oostelijk Meterhuis
Zaterdag 7 november, 22:00 uur, Oostelijk Meterhuis


Door Michiel Bulthuis

Zaka de Klootzak (Reportage van een repetitie)

'Over slaapzakken in tenten, kamperen met je matties en meer van dat soort shit'.

Drie stoelen nemen de plek in van het bankje waarop uiteindelijk drie jongens zullen zitten.
Dat laatste is ook echt wat ze doen; ze zitten, ze kijken en ze luisteren.
Het is stil.' Homo's vallen toch op mannen en piemels?'
Binnen een fractie van een seconde barst er een waterval van ongezouten jongenspraat los.
Want dat is wat deze jongens doen, ze praten over leven, hun leven in deze wereld.
Naar alle waarschijnlijkheid doen ze dat al heel lang. Menigeen zou verdwaald raken in hun aaneenkoppeling van slang, straattaal, ebonics en goed gevonden (straat)wijsheden.
Zij weten elkaar echter steeds te vinden en sluiten met hun reacties naadloos op elkaar aan.
Hun analyses klinken bijna logisch en hun handelingen worden dat daardoor ook.
'Wat was mijn punt ook al weer'? Jouw punt was dat je houdt van het anale verkeer en dat je hoopt dat je op een dag een neger tegen komt met zo'n joekel en dat ie je dan zo doorpaalt dat je een week niet meer kunt lopen. Dat is je punt, en je hebt je punt helemaal gemaakt'.

Regisseur Karim Traïda, neemt de regie op zich van het door Omar Dahmani geschreven theaterstuk
'Zaka de Klootzak'. De tekst verhaalt over drie vrienden,gewenning in (hun) vriendschap en over de vreemde gesprekken die daaruit voortvloeien. Karim werkt met drie getalenteerde jonge acteurs die ieder via hun eigen weg in het vak zijn beland. In zes repetities gaan deze acteurs op zoek naar een vorm om het verhaal van Zaka, Roy en Aron te vertellen.

Sofian Abayahya speelt de rol van de koppige Zaka. Zelf begon hij met acteren toen hij 16 was, een leeftijd die niet ver af ligt van die van de jongens die Omar Dahmani in zijn theaterstuk portretteert.
Dan Lionel Leeuwin als Roy die immer 'spacend' en high on life door het leven lijkt te gaan.
Zijn tocht voerde hem langs jongerentheatergroep 020, De Nieuw Amsterdam en via een uitstap naar de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht naar Engeland om daar aan het Drama Centre London zijn studie te voltooien en om na zijn terugkeer en de hervatting van zijn werk als acteur in Nederland plaats te nemen op de plek waar dit stuk zich afspeelt; een bankje, ergens zomaar op straat.
Everon Jackson Hooi maakt het drietal compleet. Everon is de afgelopen 5 jaar bijna dagelijks te zien als Bing Mauricius in Neerlands langstlopende soap; Goede tijden, Slechte tijden en is tevens bekend van rollen in de dramaserie de Erfenis en de speelfilm Doodeind. Tevens beschikt hij naast acteerkwaliteiten ook over een duidelijk makersperspectief ,een eigenschap die hem als de betweterige en ietwat aanmatigende Aron wellicht van pas zal komen.

'Niemand vertelt mij wat ik moet doen' lijkt Zaka tegen Aron te zeggen als hij demonstratief naar zijn kruis grijpt en daarbij zegt 'Deze kan ik voor je bewegen , heen en weer'. De acteurs geven met hun spel een verduidelijking van de hiërarchie waarin de personages zich bevinden. Ook scheppen ze een beeld van de mentaliteit die zij er op na houden. Zoals het ongeschreven regels en ook vriendschap betaamt accepteren deze jongens elkaars nukken, haantjesgedrag, en eigenaardigheden.

Bij de bespreking van scène drie rijzen vragen rondom de betekenis van een slaapzak in een tent en de kussens die hier wel of niet in zouden moeten. 'Ik heb hier eigenlijk heel veel vragen over', roept Everon. Samen duiken acteurs en regisseur in het mysterie dat Omar Dahmani in straattaal 'kamperen' heeft genoemd. 'Kamperen is blowen dat is duidelijk maar wat is dan de joint?' 'De tent? 'probeert Sofian.
'Maar wat is dan de slaapzak'? oppert Roy. 'De tent is de vloei , de slaapzak de weed en de kussens, dat is dan de 'tabakka' merkt Everon op na een voorzet van Karim.
Na een kort telefonisch onderhoud met Omar zelf is het duidelijk, ze zitten op het goede spoor en zoeken verder naar een manier om dit in spel over te brengen op het publiek.

Pas op dat je niet in zijn energie komt'. 'Vertel aan het publiek , hoor hun antwoorden maar reageer alsof deze van het publiek komen'. Karim geeft tussendoor regieaanwijzingen aan de acteurs. Het is makkelijk om in de energie van de ander te gaan zitten. De acteurs moeten zich bewust blijven van de karaktertrekken die hen van elkaar onderscheiden. Dat is wat ze interessant maakt om naar te kijken maar vooral om naar te luisteren. Hieruit volgt ook het belang van stemgebruik, kleur, toon en het aanbrengen van nuances.
Na het besluit tot een reading van de tekst door de acteurs wordt dit eens te meer duidelijk.
De regisseur en zijn acteurs hebben een ingang gevonden in hun zoektocht naar de overdrachtsvorm van dit theaterstuk. De essentie is namelijk niet wat je doet maar wat je zegt.

Donderdag 5 november, 19.30 uur, Machinegebouw 2.
Vrijdag 6 november, 22.30 uur, Machinegebouw 2.


Door Ilrish Kensenhuis

maandag 19 oktober 2009

Hollandse Nieuwe Cultuurjournalisten

Hollandse Nieuwe Cultuurjournalisten is een project van Domein voor Kunstkritiek en MC. Gezamenlijk is een scholingstraject ontwikkeld voor een nieuwe generatie denkers en schrijvers over kunst . De deelnemers krijgen de kans de geselecteerde makers en schrijvers te volgen gedurende het repetitieproces in aanloop naar Hollandse Nieuwe. Daarnaast krijgen zij diverse workshops op journalistiek vlak aangeboden. Vragen die centraal staan zijn: "Hoe reflecteer je als cultuurjournalist op het werk van startende makers/schrijvers?", "Hoe ga je om met de artistieke traditie van een festival als Hollandse Nieuwe?" en "Welke vorm kies je voor je journalistieke producten in deze multimediale tijd?".





Projectleiding:
Sonja van der Valk (Domein voor Kunstkritiek)
Johan van Aalst (MC)

Docenten:
Pablo Cabenda
Liedewij Loorbach

Met dank aan:
Katja Hieminga
Maarten van Hinte